De termijn bij een Mulderboete
De fase in administratief beroep bij de officier van justitie mag 16 weken in beslag nemen. Deze termijn gaat lopen nádat de termijn voor het instellen van beroep is verstreken (6 weken). De officier van justitie mag deze termijn met 10 weken verlengen. De termijn komt daarmee uit op 26 weken. Gerekend vanaf de dag dat je de boete hebt binnengekregen is de termijn 32 weken.
Als de officier van justitie vervolgens nog steeds niet heeft beslist op het beroepschrift, kan de officier van justitie in gebreke worden gesteld. Dat betekent niets meer dan dat er een kort briefje naar de officier van justitie moet worden verstuurd waarin je hem wijst op het feit dat de beslistermijn is verstreken en dat je zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, een beslissing op het beroepschrift wenst. Als de officier van justitie niet binnen deze termijn beslist, dan kom je automatisch in aanmerking voor een dwangsom per dag dat de officier van justitie te laat is met beslissen.
Mocht de officier van justitie het beroepschrift afwijzen, dan kun je naar de rechter. De Hoge Raad heeft bepaald dat de redelijke termijn waarbinnen de zaak moet worden behandeld door een rechter, twee jaren bedraagt na het opleggen van de boete. De Hoge Raad heeft echter ook bepaald dat bij boetes onder de € 1.000,= kan worden volstaan met de vaststelling dat de redelijke termijn is overschreden. Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden volgt deze lijn in Mulderzaken. Er zijn dus géén consequenties op het moment dat de redelijke termijn wordt overschreden.
Is het dan helemaal een verloren zaak als het allemaal veel te lang heeft geduurd? Gelukkig niet. De officier van justitie lijkt inmiddels het beleid te hanteren dat boetes uit 2019 (dus ongeveer 3 jaar oud) bij de rechter in alle redelijkheid niet in stand kunnen blijven. De officier van justitie vraagt de rechter dan om de boete op € 0,= vast te stellen, omdat het allemaal lang heeft geduurd voordat de zaak op zitting is gekomen. De rechter volgt dit vaak wel, maar is daartoe niet verplicht. Er kunnen dus geen rechten aan ontleend worden.
De termijn bij een naheffingsaanslag parkeerbelasting (parkeerbon)
Bij het aanvechten van een fiscale naheffingsaanslag parkeerbelasting heeft de heffingsambtenaar één kalenderjaar de tijd om te beslissen op het bezwaarschrift. Als je op 2 april 2022 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd hebt gekregen, heeft de heffingsambtenaar tot 31 december 2022 (!) de tijd om te beslissen op het bezwaarschrift. Deze termijn kan zelfs nog eenmalig met 6 weken worden verlengd.
Als de heffingsambtenaar vervolgens nog steeds niet heeft beslist op het bezwaarschrift, kan de heffingsambtenaar in gebreke worden gesteld. Dat betekent niets meer dan dat er een kort briefje naar de heffingsambtenaar moet worden verstuurd waarin je hem wijst op het feit dat de beslistermijn is verstreken en dat je zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, een beslissing op het bezwaarschrift wilt. Als de heffingsambtenaar niet binnen deze termijn beslist, dan kom je automatisch in aanmerking voor een dwangsom per dag dat de heffingsambtenaar te laat is met beslissen.
Mocht de heffingsambtenaar het bezwaarschrift afwijzen, dan kun je naar de rechter. De Hoge Raad heeft bepaald dat de redelijke termijn waarbinnen de zaak moet worden behandeld door een rechter, twee jaren bedraagt na het indienen van het bezwaarschrift. Als je dus op 2 april 2022 een parkeerbon het gekregen en op 10 april 2022 bezwaar hebt gemaakt, dan moet de belastingrechter vóór 10 april 2024 uitspraak hebben gedaan. Als dit niet het geval is dan heb je recht op een immateriële schadevergoeding (vanwege de veronderstelde spanning en frustratie). Deze immateriële schadevergoeding bedraagt € 500,= per halfjaar dat de redelijke termijn is overschreden (afgerond in jouw voordeel). Deze eventuele schadevergoeding komt bovenop een eventuele toegekende dwangsom omdat de heffingsambtenaar te laat heeft beslist.
Hoewel de bedragen vaak hoger zijn dan de doorsnee parkeerbon van ongeveer € 70,=, heeft de overschrijding van de redelijke termijn niet de consequentie dat daardoor ook de parkeerbon moet worden vernietigd.
De termijn bij een strafbeschikking
Indien een strafbeschikking is opgelegd, betekent dit dat de strafrechtelijke route is ingeslagen. De redelijke termijn in strafzaken is twee jaren en gaat lopen vanaf het moment dat de vervolging is aangevangen en de verdachte daar redelijkerwijs van op de hoogte is. Vaak is dit vanaf het moment van aanhouding of – als er geen aanhouding heeft plaatsgevonden – op het moment dat de boete is opgelegd.
De rechters in strafzaken hanteren over het algemeen de lijn dat als een zaak niet binnen twee jaren op zitting is geweest, er een strafkorting wordt toegepast. Deze strafkorting begint vaak met 10% en wordt hoger naarmate de redelijke termijn van twee jaren langer is overschreden.
Zo kan een gevangenisstraf, een taakstraf of een geldboete worden gematigd in verband met de overschrijding van de redelijke termijn.
Kansrijke bezwaren in verband met de overschrijding van de redelijke termijn
Het is algemeen bekend dat de overheid het erg druk heeft met de behandeling van aangevochten boetes. Ook rechters hebben behoorlijke werkvoorraden. Dit neemt niet weg dat een ieder recht heeft op een behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn. Als wij de boete aanvechten, houden wij de termijnen strak in de gaten. Op het moment dat er termijnen zijn overschreden en er consequenties aan verbonden moeten worden, dan zullen wij de rechter daarop wijzen. Zo kunnen wij de belangen van onze klanten optimaal behartigen. Ook bij een ‘terechte’ boete kan het dus zijn dat de boete wordt vernietigd, omdat de zaak zo lang heeft geduurd.
Zo zie je maar. Geduld is ook in de boetewereld een schone zaak en kan zelfs leiden tot vernietiging van je boete. Zorg dat je je boete laat aanvechten door Adviesbureau Skandara, zodat je zeker weet dat de termijnen strak in de gaten worden gehouden. Het is dus écht de moeite waard om elke boete te laten aanvechten. Ook checken we natuurlijk gelijk of de aan jou opgelegde boete voldoet aan de eisen van de wet- en regelgeving.